Kinderen kunnen van nature goed spelen, zijn geïnteresseerd in materialen als kleine onderzoekers die alles willen vasthouden en bekijken. Dit doen zij al vanaf de geboorte. En als wij dat vanaf het begin erkennen en begeleiden met de juiste materialen en benadering, zal een opgroeiend kind die onderzoekende en geïnteresseerde houding verder ontwikkelen en het eigen spel krachtig vormgeven. De houding van volwassenen is essentieel om speelkracht bij kinderen te behouden.
Als voorbeeld geef ik twee verschillende spelsituaties:
Een jonge baby ligt op haar rug op een matje op de grond. Om haar heen liggen een aantal verschillende materialen zoals een zakdoek, een zachte knuffel, een ring met een speeltje eraan vast, een girafje van stof. De baby ligt daar rustig en beweegt zich zo af en toe op haar zij. Ze bekijkt haar handen en pakt op enig moment haar voet vast. Ze laat haar voet weer los en rolt op haar zij. Dan kijkt ze naar de spullen die om haar heen liggen. Haar interesse gaat uit naar de de gekleurde zakdoek. Ze kan haar arm al gericht strekken en reikt richting de zakdoek. Na een paar pogingen heeft zij de zakdoek in haar hand. Ze bekijkt de zakdoek aandachtig, voelt die in haar handen en brengt het doekje naar haar mond. Dan valt de doek uit haar hand op haar gezicht. Ze pakt het doekje vast en trekt het van haar gezicht. Dan valt het doekje weer op haar gezicht. Ze pakt het weer in haar handen. Hier is de baby enige tijd aandachtig mee bezig. (Zo kan in een latere fase het kiekeboe-spelletje ontdekt worden). De baby is zich bewust van zichzelf en haar bewegingen en heeft controle of invloed op wat er gebeurt met het materiaal.
Een andere baby van dezelfde leeftijd ligt ook op een matje op de grond. Boven haar hangt een mobile met verschillende figuurtjes met en zonder geluidjes. Ze ziet ze wel maar kan er niet heel makkelijk bij. De baby beweegt haar lichaam en doet haar beentjes in de lucht. Bij deze beweging gaan de figuurtjes bewegen en hoort ze geluid. Ze heeft eigenlijk geen idee wat er net allemaal gebeurde. Haar actie stopt (beweging van haar voet naar haar mond) omdat ze afgeleid is door de figuurtjes die bewegen. Ze kijkt naar het mobiel wat nog steeds beweegt. Na een aantal bewegingen met haar benen gaan de figuurtjes weer bewegen. Ze wil een figuurtje pakken maar door de bewegingen is dat moeilijk. Na lang proberen lukt het haar om het figuurtje vast te pakken. Ze wil het in haar mond stoppen maar het kan niet. Daarop schiet het figuurtje weer uit haar hand. Door de bewegingen kan ze het niet snel weer vastpakken.
Afzonderlijk van elkaar zijn dit twee spelsituaties waar wij in het begin misschien nog niet zoveel van zouden vinden. We zullen in eerste instantie beide baby’s leuk vinden spelen. Maar wat zit hier voor belangrijk inzicht achter, wat een enorme impact kan hebben op de spelontwikkeling van een kind? De eerste baby mag rustig liggen en haar eigen lichaam ontdekken, voelen wat de mogelijkheden zijn, spelen met eigen handen en voeten. Wanneer de baby er zelf aan toe is zal zij het speelgoed zien dat naast haar ligt. Zij kiest er zelf voor om daar iets mee te doen. Dat zal ze pas doen wanneer haar motorische vaardigheden dat ook toestaan. Als zij zover is pakt zij een speeltje dat haar interesse heeft. Ze kan het goed vasthouden en het ontdekken met haar handen, voeten, mond, neus… alle zintuigen kan ze gebruiken om te ontdekken wat ze daarmee kan doen. Daar ontstaan al hele mooie en belangrijke verbindingen in haar hersenen. Het eerste “spelgedrag” krijgt vorm. Dit is er vooral een van nieuwsgierigheid en de mogelijkheid om zelf op ontdekking uit te gaan.
Bij de tweede baby is er een speelattribuut geplaatst boven de baby. De baby kan zich niet meer vrij bewegen zonder dat er iets gebeurt wat niet perse de bedoeling was van het kind. Het wordt eigenlijk een beetje opgedrongen. Wanneer de baby beweegt gebeurt er ook van alles met het speelgoed, wat de baby afleidt van haar eigen lichaam en vaardigheden. Het spelen gebeurt per ongeluk en er is veel actie (speeltjes blijven bewegen en/of geluid maken) terwijl de baby niets doet. Dat vraagt de aandacht van de baby. De baby snapt eigenlijk nog niet goed wat er allemaal gebeurt maar er gebeurt veel. Er zijn daarom nog geen duidelijke verbindingen tussen bewegen en actie en de baby wordt afgeleid van haar eigen motorische ontwikkelingen.
In het eerste voorbeeld wordt een kind uitgedaagd om actief te spelen op het moment dat het kind daaraan toe is. Het speelgoed ligt klaar om gepakt te worden maar als het kind dat niet wil omdat het nog te druk bezig is om eigen vaardigheden te oefenen (handen ontdekken, voeten in mond, geluidjes maken, kleuren zien, etc.) dan is dat helemaal goed. Het speelgoed komt later. In deze situatie staat de ontwikkeling van het kind centraal. Bij de tweede baby is het speelgoed heel erg aanwezig en wacht niet tot de baby eraan toe is. Het speelgoed geeft ook niet de ruimte om de baby eerst iets anders te laten doen. En als de baby bijvoorbeeld iets in haar mond wilt stoppen, dan lukt dat niet wat frustraties kan geven. In deze situatie staat het speelgoed centraal en haalt het de baby weg bij haar eigen unieke ontwikkeling.
De wereld van het speelgoed zit vol met dit soort speelgoed. Kinderen worden afhankelijk van speelgoed dat vooral veel voor ze doet en dat maakt hun spel passief. Wat wens je je kind toe in het spel? Ik geloof dat iedereen die je die vraag zou stellen, een actieve en onderzoekende houding en een groot bewustzijn van eigen mogelijkheden en vaardigheden zou wensen. En om dit te bereiken hebben kinderen ons vanaf de geboorte nodig om de juiste omgeving te creëren. Met speelgoed dat een kind actief en onderzoekend maakt, doordat een kind zelf iets met de materialen kan doen. Door actief te zijn, creatief en vindingrijk wordt een kind zich bewust van zichzelf en vol zelfvertrouwen.
Op onze website Bewust-Speelgoed kan je zowel de kennis als het speelgoed vinden om dit voor jouw kind mogelijk te maken. De webwinkel is zo opgebouwd dat wij de leeftijdscategorieën van de kinderen ongeveer volgen. Echter, geen kind is hetzelfde en dus is het alleen een richtlijn. Kinderen lopen langs hun eigen pad en daarom is het veel belangrijker om te kijken naar interessegebieden van je eigen kind. Bijvoorbeeld: het ene kind is al vanaf kleins af aan veel bezig met passen en meten, een ander kind speelt graag met auto’s en een derde kind is vooral gericht op sensorische ervaringen (spelen met zand, water, bonen, meel, alles wat je kan “voelen”). Als je de interesses van een kind kent, kijk je op basis daarvan hoe je de speelomgeving van je kind zo uitdagend mogelijk inricht. De speelomgeving van de pasgeboren baby is voor ons het startpunt om te beginnen met het stimuleren van zelfstandig speelgedrag. Ook baby’s spelen al, het is vooral belangrijk dat ouders weten wat het spelen van de baby inhoudt en hoe je daarbij aansluit. Ook dat vertellen wij uitgebreid bij de materialen voor de jonge baby’s. Wij hopen dat jullie hier veel inspiratie uit kunnen halen.